
Jurisprudentie
AA2761
Datum uitspraak1999-05-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers32865
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers32865
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 22 november 1996 betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 69.436,-- , welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. De klacht dat het vakatiegeld ten dele dient te worden behandeld als de algemene onkostenvergoeding van in 's Hofs uitspraak genoemde politieke ambtsdragers, faalt reeds omdat anders dan bij die ambtsdragers met betrekking tot het vakatiegeld niet, zoals voor een behandeling als vrijgestelde vergoeding noodzakelijk is, sprake is van een afzonderlijk vastgestelde kostenvergoeding (vgl. HR 13 april 1994, nr. 29.424, BNB 1994/318). 3.2. Een volmacht van een waterschap kan niet worden aangemerkt als een vrijwilliger in de zin van de Resolutie van 10 maart 1993, nr. DB 93/178, BNB 1993/160, nu hij immers geen arbeid verricht ten behoeve van een privaatrechtelijk lichaam. Reeds om die reden faalt belanghebbende's beroep op genoemde resolutie. De op zichzelf gegronde klacht dat het Hof aan dit beroep van belanghebbende ten onrechte is voorbij gegaan, kan derhalve niet tot cassatie leiden. 3.3. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten ook in zoverre niet nopen tot de beantwoording van vragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 12 mei 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.